Antwoord bij rekenopgave 7.8e

1. Maak de tweeweg-variantieanalyse af. NB je hoeft geen posthoc-toetsen uit te voeren.

Bereken de kwadratensom van het hoofdeffect schooltype:

  Niet gevolgd Gevolgd  
LBO 3 5  
2 6  
1 5  
3 4  
Groeptotaal     29
HAVO 4 7  
4 5  
3 6  
3 7  
Groeptotaal     39
VWO 6 8  
7 7  
6 8  
7 8  
Groeptotaal     57
Totaal     125

NB de getallen in onderstaande tabel zijn niet allemaal afgerond op 2 decimalen zodat je ziet met welke precieze getallen verder gerekend is.
  SS df MS F Sig. Eta-kwadraat
Training 30,375 1 30,375 53,341 p < 0,01 0,323
Schooltype 50,333 2 25,167 44,195 p < 0,01 0,536
Training*Schooltype 3,000 2 1,500 2,634 n.s.
Binnen (fout) 10,250 18 0,569      
Totaal 93,958 23        

2. Is er voldaan aan de voorwaarden voor deze analysetechniek? Motiveer je antwoord.

Aan de voorwaarden voor tweewegs-variantieanalyse is voldaan:

  1. De afhankelijke variabele moet minstens op interval niveau gemeten zijn.
    Op grond van de beschrijving (schaal van 1 tot 9) mogen we uitgaan van minstens interval meetniveau (zelfs als het categorieën zijn, zijn het er voldoende om van interval meetniveau uit te gaan).
  2. De groepen kunnen beschouwd worden als onafhankelijke steekproeven.
    Proefpersonen zijn ofwel in de ene (sub)groep, ofwel in een andere (sub)groep ingedeeld/het gaat hier niet om herhaalde (afhankelijke) metingen.
  3. De groepen hebben gelijke varianties voor de afhankelijke variabele in de populatie OF de groepen zijn ongeveer even groot.
    De subgroepen zijn even groot dus de varianties hoeven niet homogeen te zijn.
NB de voorwaarde dat het om een aselecte steekproef gaat hoeft niet apart genoemd en geëvalueerd te worden (aangezien het standaard om aselecte steekproeven gaat in IS).

3. Interpreteer de resultaten volgens de richtlijnen van het vak Inferentiële Statistiek.

Voorbeeld: "Een tweewegs-variantieanalyse toont significante sterke effecten van zowel training, F (1, 18) = 53,34, p < 0,01, η2 = 0,32, als schooltype op de mediawijsheid van leerlingen, F (2, 18) = 44,20, p < 0,01, η2 = 0,54. Er is echter geen significant interactie-effect van training en schooltype, F(2, 28) = 2,63, n.s.
Leerlingen die de training volgden, hebben gemiddeld meer mediawijsheid (M = 6,33, SD = 1,37) dan leerlingen die geen training hebben gevolgd (M = 4,08, SD = 1,98).
VWO-leerlingen (M = 7,13, SD = 0,83) hebben gemiddeld meer mediawijsheid dan HAVO-leerlingen (M = 4,88, SD = 1,64) die op hun beurt gemiddeld meer mediawijsheid hebben dan LBO-leerlingen (M = 3,63, SD = 1,69).