Antwoord bij vraag 7.3

1. Welke analyse heeft de onderzoeker gedaan?

tweewegs-variantieanalyse (of: General Linear Model - Univariate).

2. Wat zijn de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabelen?

Onafhankelijk: Etniciteit patiënt en Competentie huisarts.
Afhankelijk: De informatiebehoefte (na het consult).

3. Wat zijn de statistische nulhypothesen behorend bij de tabel "Tests of Between subjects effects"?

Mag ook in woorden, maar noem dan wel het populatiegemiddelde.

4. Welke effecten zijn significant bij een significantieniveau 0,05?

NB Competentie (van de huisarts) heeft geen significant hoofdeffect.

5. Hoe groot zijn deze effecten?

6. Trek een conclusie over de hoofdeffecten op de wijze die voorgeschreven is in het vak IS.

We vinden een significant, zwak/matig effect van de etniciteit van de patiënt op de informatiebehoefte na het consult, F (1, 54) = 13,73, p < 0,001, η2 = 0,16, en een niet-significant effect van de competentie van de huisarts, F (1, 54) = 2,99, n.s..
De autochtone Nederlandse patiënten hebben een lagere informatiebehoefte (M = 4,33, SD = 1,12) dan de patiënten met een Turkse afkomst (M = 5,63, SD = 1,79).

7. Interpreteer het interactie-effect: leg in gewone woorden uit wat het interactie-effect hier betekent.

Bij autochtone Nederlandse patiënten maakt de interculturele competentie van de huisarts nagenoeg geen verschil voor de informatiebehoefte die zij na het consult hebben.
Bij Turks-Nederlandse patiënten is de informatiebehoefte het hoogst bij een consult met een autochtone huisarts zonder interculturele training, duidelijk lager bij een autochtone huisarts met deze training, en het laagst bij een huisarts van Turkse afkomst.
Of: de interculturele competentie van de huisarts/het soort huisarts maakt alleen bij patiënten van Turkse komaf een verschil voor de informatiebehoefte na het consult; deze behoefte is kleiner bij een autochtone huisarts met training, en het laagst bij een huisarts van Turkse afkomst.
NB Het moet duidelijk gaan om een andere interpretatie dan voor een hoofdeffect.

Grafiek (niet bijvoegen bij tentamen).

8. Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn om deze toets hier uit te voeren? Hoe zou je kunnen controleren of er aan de voorwaarden voldaan is?

Voorwaarden:

  1. De afhankelijke variabele moet minstens op interval niveau gemeten zijn.
    Controle: Kijk inhoudelijk naar de manier waarop de variabele gemeten is. Het enige wat we nu weten, is dat het om een schaaltechniek gaat. Meestal hebben die minstens interval meetniveau. Maar je zou de oorspronkelijke items met hun antwoordcategorieën ook moeten bekijken.
  2. De groepen kunnen beschouwd worden als onafhankelijke steekproeven.
    Controle: Beredeneer of elke (sub)groep als een aparte steekproef getrokken had kunnen worden. Dat lijkt hier het geval.
  3. De groepen hebben gelijke varianties voor de afhankelijke variabele in de populatie OF de groepen zijn ongeveer even groot.
    Controle: Elke subgroep bevat 10 proefpersonen, dus is aan de voorwaarde voldaan. Waren de (sub)groepen niet even groot geweest, dan had Levene's toets op homogene varianties niet significant moeten zijn.