Antwoord bij vraag 7.9

1. Welke analysetechniek is hier uitgevoerd? Geef de naam van de toets en leg uit waarom dit hier de meest geschikte techniek is.

Hier is eenwegsvariantieanalyse/ANOVA/1-factor variantieanalyse uitgevoerd. Dit is de meest geschikte techniek omdat er een interval/ratio/numerieke afhankelijke variabele is (mterialisme) en er is een nominale/discrete/categorische onafhankelijke variabele met meer dan 2 groepen/categorieën.
Let op: de toevoeging "met meer dan 2 groepen/categorieën" is essentieel omdat anders een t-toets de meest geschikte techniek is.

2. Wat zijn de statistische nulhypothese en de alternatieve hypothese bij de toets waarmee de onderzoeksvraag wordt beantwoord?

H0: µweinig = µalleen TV = µalleen internet = µTV en internet
of H0: µweinig = … = µTV en internet
of H0: µ1 = … = µ4
of H0: s2between / s2within = 1

H1: minstens twee gemiddelden zijn ongelijk in de populatie
of H1: s2between / s2within > 1

NB het moet duidelijk zijn dat het om gemiddelden of varianties in de populatie gaat en wanneer de hypothesen met gemiddelden gegeven worden, moet het duidelijk zijn dat het om 4 categorieën van exposure gaat. Dit is een variantieanalyse, dus er kan niet eenzijdig getoetst worden.

3. Bereken de effectgrootte van het model. Heeft de onderzoeker gelijk dat het effect sterk is? Motiveer je antwoord.


De onderzoeker heeft gelijk dat het effect sterk is, aangezien 0,25 al als groot effect geldt (volgens de vuistregel in het boek).

4. Het resultaat is niet helemaal volgens de richtlijnen van het vak IS gerapporteerd. Noem vier fouten en onvolledigheden.

Keuzen:
- de eenheden (kinderen) worden niet genoemd,
- het soort analyse (eenwegs-variantieanalyse) wordt niet genoemd,
- F-waarde is fout: moet 161,90 zijn i.p.v. 140,95,
- de tweede vrijheidsgraad (465) is fout, dit had 462 moeten zijn,
- eta2 is niet vermeld,
- de resultaten (Mverschil en bijbehorende p-waarde) van de posthoc-toetsen zijn niet vermeld,
- betrouwbaarheidsinterval(len) niet genoemd.

5. Ben je het inhoudelijk helemaal eens met de conclusie van de onderzoeker? Gebruik resultaten uit de tabellen om je antwoord te motiveren.

Nee. De onderzoeker vergeet te vermelden dat exposure via tv én internet meer materialisme oplevert dan exposure alleen via internet. In de posthoctoets is dit verschil statistisch significant (op 5% significantieniveau).

6. Interpreteer het betrouwbaarheidsinterval voor ‘weinig exposure via tv en internet’ in de tabel Descriptives.

Met 95% zekerheid/betrouwbaarheid ligt het gemiddelde materialisme in de populatie van kinderen met weinig exposure via tv en internet tussen 3,11 en 3,71.