Oefening 3.1

Deze opgave gaat weer over de gegevens die de studenten van het vak BS in 2006 hebben verzameld. Gebruik waar nodig delen van syntax die je voor eerdere oefeningen hebt gemaakt.

a. Hoeveel vertrouwen hebben de respondenten in de nieuwsmedia (v74) gemiddeld? Maak schattingen via SPSS van het gemiddelde vertrouwen in de nieuwsmedia van de Nederlandse burgers, met 90% zekerheid, met 95% zekerheid en met 99% zekerheid.

b. De onderzoeker verwacht dat de Nederlandse burgers gemiddeld geen wantrouwen en geen vertrouwen hebben, dus een gemiddelde score 5 hebben op een schaal van 1 tot 9. Formuleer de nulhypothese en de alternatieve hypothese. Toets of de nulhypothese verworpen kan worden met een significantieniveau (kans op een type 1-fout , alpha) van 0,05 en met een significantieniveau van 0,01.

c. Een andere onderzoeker verwacht dat Nederlanders de nieuwsmedia eerder vertrouwen dan wantrouwen. De onderzoeker verwacht dus dat ze gemiddeld een hogere score dan 5 hebben op een schaal van 1 tot 9. Formuleer de nulhypothese en de alternatieve hypothese. Toets of de nulhypothese verworpen kan worden met een significantieniveau van 0,05 en met een significantieniveau van 0,01.

d. Een onderzoeker verwacht dat Nederlanders de afgelopen week soms (waarde 5) hebben gesproken over het asielbeleid (v56), de terroristische aanslagen (v54), de Tweede kamer verkiezingen (v55) en het Arabisch-Israëlisch conflict (v57). Formuleer de nulhypothesen en de alternatieve hypothesen. Toets of de nulhypothesen verworpen kunnen worden met een significantieniveau van 0,05 en met een significantieniveau van 0,01. Interpreteer de uitkomsten en rapporteer ze in één overzichtelijke tabel.

e. De onderzoeker verwacht dat Nederlanders vaker over de terroristische aanslagen (v54) hebben gesproken dan over het asielbeleid (v56), de Tweede kamer verkiezingen (v55) en het Arabisch-Israëlisch conflict (v57). Formuleer de nulhypothesen en de alternatieve hypothesen. Toets of de nulhypothesen verworpen kunnen worden met een significantieniveau van 0,05 en met een significantieniveau van 0,01. Rapporteer de uitkomsten in één overzichtelijke tabel.

f. De onderzoeker verwacht bovendien dat jongeren (18 tot en met 28 jaar) niet even vaak over de terroristische aanslagen hebben gesproken als ouderen (29 jaar en ouder) en dat vrouwen ook niet even vaak over de aanslagen hebben gesproken als mannen. Formuleer de nulhypothesen en de alternatieve hypothesen. Toets of de nulhypothesen verworpen kunnen worden met een significantieniveau van 0,05 en met een significantieniveau van 0,01.

Databestand: oefening3_1.sav

Antwoord