Oefening 6.1

Zoals je inmiddels gewend bent, beginnen we de oefeningen met de enquêtegegevens van de studenten BS uit 2006. We willen nu opnieuw (net als bij oefening 5.1) weten welke factoren van invloed zijn op de mate waarin volwassenen (minstens 18 jaar oud) het internet gebruiken (v10). We kunnen nu met regressieanalyse ook onderzoeken of numerieke variabelen van invloed zijn op het internet gebruik.

a. Bepaal het effect van leeftijd (v3) op het internetgebruik.

b. Voeg nu het aantal jaren dat iemand fulltime onderwijs heeft genoten (v73) toe als onafhankelijke variabele aan de analyse. Wat zijn de resultaten? Wat gebeurt er met het effect van leeftijd en waarom gebeurt dit?

c. Een onderzoeker vermoedt dat internetgebruik en televisiekijken (gemiddeld per week: v5) complementaire activiteiten zijn: hoe meer je het een doet, hoe minder je het andere doet. Formuleer de nulhypothese en alternatieve hypothese en toets de nulhypothese. Controleer hierbij voor leeftijd en aantal jaren onderwijs dat men heeft gevolgd.

d. Heeft de sekse van de respondent een effect op het internetgebruik wanneer je controleert voor leeftijd, onderwijsjaren en aantal uren televisiekijken? En wanneer je niet voor die drie factoren controleert?

e. Heeft het opleidingsniveau effect op het internetgebruik wanneer we controleren voor alle andere onafhankelijke variabelen die we tot dusver hebben gebruikt? Vereenvoudig het opleidingsniveau (v2) tot drie categorieën: laag (lager onderwijs t.e.m. middelbaar beroepsonderwijs), middelbaar (havo, mulo, vwo) en hoog (hbo en universiteit).

Databestand: enquêtegegevens BS uit 2006

Antwoord