Rekenopgave 3.1

Een aselecte steekproef van 70 waarnemingen heeft een gemiddelde dat gelijk is aan 26,2 en een standaarddeviatie gelijk aan 4,1.

a. Bepaal een 95% betrouwbaarheidsinterval voor het populatiegemiddelde (μ).

b. Interpreteer het berekende 95% betrouwbaarheidsinterval.

c. Bepaal een 99% betrouwbaarheidsinterval voor μ.

d. Wat gebeurt er met de breedte van een betrouwbaarheidsinterval als de betrouwbaarheid wordt vergroot terwijl de steekproefomvang gelijk blijft?

e. Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval voor het populatiegemiddelde (μ) wanneer bekend is dat de steekproef uit een normaal verdeelde populatie getrokken is met als standaardafwijking σ = 3,9? Leg uit waarom de uitkomst afwijkt van de uitkomst bij vraag a.

Antwoord