Rekenopgave 3.6e

Een onderzoeker heeft de unieke gelegenheid dat hij in twee verschillende gemeenschappen twee verschillende versies van een dagblad kan verspreiden. Hierdoor is hij in staat een veldexperiment uit te voeren. Gedurende 12 maanden maakt hij van alle berichtgeving over de Europese Gemeenschap een versie waarin vooral negatieve opmerkingen over de Europese Gemeenschap staan (versie A) en een versie waarin alleen positieve berichten over de Europese Gemeenschap staan (versie B). Hij heeft een onderzoeksinstrument ontwikkeld waarmee hij het oordeel over de Europese Gemeenschap meet. Door de score van respondenten op deze schaal aan het begin en aan het eind van de 12 maanden te meten kan hij de 'verandering in oordelen over de Europese Gemeenschap' vaststellen.
In de tabel staat de gemiddelde verandering in het oordeel over de Europese Gemeenschap (= oordeel op t1 - oordeel op t2) over een periode van 12 maanden van 27 respondenten die versie A van het dagblad hebben gelezen, en van 23 respondenten die versie B van het dagblad hebben gelezen. Ga van de veronderstelling uit dat de variabele in de populatie normaal verdeeld is.

  Versie A Versie B
Steekproefgrootte 27 23
Gemiddelde verandering tussen t1 en t2 -4,9 -3,1
Variantie 10,0 2,0

a. Leveren de gegevens voldoende bewijs dat er een verschil bestaat in gemiddelde verandering van mening over de Europese Gemeenschap tussen respondenten die versie A of versie B hebben gelezen? Toets voor α = 0,05.

b. Bepaal een 95% betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde verandering tussen de lezers van de twee dagbladversies en interpreteer dit.

Antwoord