Antwoord bij Oefening 5.4

De achtergrondvariabelen staan bovenaan de variabelenlijst in Variable View. Bekijk de value labels om te zien welke achtergrondkenmerken met meer dan twee categorieën zijn gemeten. Of beter nog, bekijk de variabelen met Data > Define variable properties zodat je niet alleen het aantal categorieën kunt zien, maar ook of er onmogelijke waarden voorkomen.

Denk inhoudelijk na welke achtergrondvariabelen verschil zouden kunnen maken voor de kans dat mensen dagbladen lezen. Je hebt nu de rol van onderzoeker: hoe zou je verschillen in leeskansen tussen mensen kunnen verklaren?

Over het algemeen zijn de achtergrondvariabelen categorische variabelen. Dit betekent dus dat je groepen respondenten gaat vergelijken op hun gemiddelde leeskans. Hiervoor gebruik je een t-toets wanneer je twee groepen vergelijkt en een variantieanalyse wanneer je meer dan twee groepen vergelijkt of meer dan één onafhankelijke variabele gebruikt. Overigens kan het soms raadzaam zijn om groepen samen te voegen voordat je de variantieanalyse uitvoert om groepen te krijgen die minder verschillen qua omvang.
Denk eraan om Levene's toets op homogene varianties te controleren wanneer je een variantieanalyse uitvoert waarbij de groepen niet ongeveer even groot zijn.

Volg alle stappen uit het analyseproces, inclusief het beschrijven en bewerken van variabelen waar nodig. Beperk je analyse tot hoofdeffecten en tweevoudige interactie-effecten. Let niet alleen op de overschrijdingskans van de effecten, maar reken ook hun sterkte uit (η2). Vergeet niet om de gemiddelden en standaarddeviaties te noemen in je conclusie.