Wanneer je een schaal construeert, voeg je verschillende variabelen - de oorspronkelijke items in de vragenlijst - samen tot een (of meer) nieuwe variabele(n): de schaal. Deze schaal kan soms verschillende dimensies hebben (componenten) die afzonderlijke deelschalen vormen. Deelschalen meten verschillende aspecten van het achterliggende abstracte concept, dat niet rechtstreeks gemeten kan worden. Denk bijvoorbeeld aan de gratificatie(s) van het kijken naar televisie.
Alle respondenten (eenheden, cases) krijgen een score op de nieuwe schaalvariabele(n). Voor elke deelschaal moet een schaalvariabele gemaakt worden. Deze scores geven een beter, meer valide meting van het complexe, abstracte begrip.
Er zijn drie manieren om een schaalvariabele te maken nadat je de validiteit en betrouwbaarheid van de schaal hebt onderzocht:
Omdat je veel variabelen samenvoegt, gaat het om een multivariate analyse. Meestal is de schaal geen doel op zichzelf, maar een tussenstap in de analyses. Nadat de schaal geconstrueerd is, wordt bijvoorbeeld onderzocht of de schaalscore van de respondenten verklaard kan worden. Bijvoorbeeld: zijn voor mannen andere tv-gratificaties belangrijker dan voor vrouwen?
De schaalconstructie is dus een multivariate bewerking van de gegevens. Hoe je een schaal kunt construeren met SPSS lees je daarom onder het kopje 'Werken met SPSS' bij de link 3.2 Multivariaat bewerken.
Voordat je een multivariate bewerking kunt uitvoeren, moet je alle relevante voorgaande uni-, bi- en multivariate stappen hebben gezet. Dat zijn: