Oefening 5.3

Een communicatiewetenschapper wil weten waarom sommige mensen meer vertrouwen hebben in de nieuwsmedia dan andere mensen. Hij vermoedt dat dit vertrouwen een uiting is van het karakter van mensen: sommige mensen zijn van nature somber, andere zijn opgewekt.
We gebruiken nu een steekproef uit de gegevens die de studenten van het vak BS in 2006 hebben verzameld.

a. Construeer een schaal voor het vertrouwen dat mensen hebben in de nieuwsmedia met de variabelen v27 tot en met v31.

b. Toets het vermoeden van de communicatiewetenschapper waarbij je vragen 61 en 62 uit de enquête gebruikt als indicatoren van het karakter van de respondenten.

c. Een collega van de communicatiewetenschapper meent dat het vertrouwen in de nieuwsmedia niet afhangt van iemands karakter, maar van iemands sociale achtergrond: sekse, opleidingsniveau (Lagere school, Mavo en MBO = laag, havo en vwo = middelbaar en hbo, universiteit = hoog) en leeftijd (18 tot en met 26 jaar, 27 tot en met 47, 48 jaar en ouder).
Vrouwen zouden meer ontzag ingeprent krijgen voor autoriteiten zoals de nieuwsmedia. Mensen zouden hun vertrouwen in de nieuwsmedia meer kwijtraken naarmate ze er langer gebruik van maken, dus zouden de oudste respondenten en de hoogst opgeleiden minder vertrouwen hebben dan anderen.
Formuleer en toets de hypothesen van deze collega.

d. Voer tenslotte een analyse uit met zowel de karakter- als sociale achtergrondvariabelen. Vraag bij deze analyse alleen de hoofdeffecten en de tweevoudige interactie-effecten op. Welke effecten blijven aanwezig, welke verdwijnen? Leg uit hoe dit komt en wat dit betekent.

Databestand: oefening5_3.sav

Antwoord