Zoek op welk percentage van alle eenheden een standaardscore (z-score) heeft die voldoet aan het criterium. Gebruik de tabel met rechter overschrijdingskansen in de standaardnormale verdeling (Bijlage 1 in het boek van Van Peet et al.). Dit percentage geeft de kans (P) voor z-scoren die aan het criterium voldoen.
a. Eenheden met een z-score van 1 of hoger oftewel P(Z ≥ 1).
b. Eenheden met een z-score van -1 of lager oftewel P(Z ≤ -1).
c. Eenheden met een z-score tussen -1 en 1 oftewel P(-1 ≤ Z ≤ 1).
d. Eenheden met een z-score tussen -2,10 en 0,50 oftewel P(-2,10 ≤ Z ≤ 0,50).
e. Eenheden met een z-score tussen -0,40 en 1,96 oftewel P(-0,40 < Z < 1,96).
f. Eenheden met een z-score tussen 1,96 en -1,96 oftewel P(1,96 > Z > -1,96).
g. Eenheden met een z-score boven 1,96 of onder -1,96 oftewel P(Z > 1,96) of P(Z < -1,96).