Rekenopgave 2.1

Zoek op welk percentage van alle eenheden een standaardscore (z-score) heeft die voldoet aan het criterium. Gebruik de tabel met rechter overschrijdingskansen in de standaardnormale verdeling (Bijlage 1 in het boek van Van Peet et al.). Dit percentage geeft de kans (P) voor z-scoren die aan het criterium voldoen.

a. Eenheden met een z-score van 1 of hoger oftewel P(Z ≥ 1).

b. Eenheden met een z-score van -1 of lager oftewel P(Z ≤ -1).

c. Eenheden met een z-score tussen -1 en 1 oftewel P(-1 ≤ Z ≤ 1).

d. Eenheden met een z-score tussen -2,10 en 0,50 oftewel P(-2,10 ≤ Z ≤ 0,50).

e. Eenheden met een z-score tussen -0,40 en 1,96 oftewel P(-0,40 < Z < 1,96).

f. Eenheden met een z-score tussen 1,96 en -1,96 oftewel P(1,96 > Z > -1,96).

g. Eenheden met een z-score boven 1,96 of onder -1,96 oftewel P(Z > 1,96) of P(Z < -1,96).

Antwoord