Rekenopgave 2.2

De variabele X heeft een normale verdeling met μ = 1000 en σ = 10.

a. Bepaal de kans (het percentage eenheden) dat X een waarde aanneemt die meer dan twee standaarddeviaties van het gemiddelde is verwijderd. Bepaal deze kans ook voor een afwijking van meer dan drie standaarddeviaties van μ.

b. Bepaal de kans dat X een waarde aanneemt die binnen 1 standaarddeviatie van het gemiddelde ligt. En binnen twee standaarddeviaties van het gemiddelde?

c. Bepaal de waarde van X die het 90e percentiel van deze verdeling vertegenwoordigt en de X die het 10e percentiel vertegenwoordigt.

Antwoord