Toetsen op correlatie en proportie

De t- of z-verdeling wordt gebruikt wanneer de steekproevenverdeling lijkt op een standaardnormaalverdeling. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een toets op een (Pearson) correlatiecoëfficiënt en bij een toets op een proportie.
Bij een toets op een (Pearson) correlatiecoëfficiënt kan altijd de t-verdeling gebruikt worden.
Bij een toets op een proportie mag de z-verdeling gebruikt worden wanneer de steekproef niet te klein is. Meer precies: wanneer N ∙ π0 > 5 en N ∙ (1 - π0) > 5. N is hier, zoals gebruikelijk, de steekproefomvang en π0 is de proportie successen in de populatie volgens de nulhypothese.

Voordat je een uni- of bivariate onderzoeksvraag kunt beantwoorden met deze toetsen, moet je alle relevante voorgaande uni- en bivariate stappen hebben gezet.