Beantwoord de vragen in de kop van onderstaande tabel van links naar rechts om bij de juiste toets uit te komen.
Wanneer je maar één variabele tegelijk wilt analyseren, moet je deze variabele als de afhankelijke variabele beschouwen.
Wanneer je twee (of meer) variabelen tegelijk wilt analyseren maar je kunt geen onderscheid maken tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen, neem dan een van de variabelen met het hoogste meetniveau als de afhankelijke variabele.
De genoemde meetniveaus zijn altijd de laagste vereiste niveaus; hogere niveaus zijn toegestaan. Dit betekent dat je een toets bij een lager meetniveau mag kiezen wanneer er geen toets is op het gewenste meetniveau.
Onder categorisch wordt hieronder een variabele verstaan die gemeten is op minstens nominaal niveau en uit (minstens 2) categorieën bestaat.
Afhankelijke variabele | Onafhankelijke variabele(n) | |||||
Welk meetniveau? | Welk soort? | Hoeveel? | Welk soort? | Wat toets je? | Omvang steekproef? | Kies deze toets: |
interval | (continu verdeeld) | 0 (toets op 1 variabele) | n.v.t. | gemiddelde | N > 30 of populatie normaal verdeeld | t-toets voor één gemiddelde
Fijnproevers: als N ≥100 of σ bekend en populatie normaal, z-toets voor één gemiddelde |
N ≤ 30 | t-toets voor één gemiddelde met bootstrap* | |||||
0 (herhaalde meting) | n.v.t. | gemiddelde | N > 30 of populatie normaal verdeeld | t-toets voor gepaarde waarnemingen | ||
N ≤ 30 | t-toets voor gepaarde waarnemingen met bootstrap* | |||||
correlatie | n.v.t. | t-toets op correlatiecoëfficiënt | ||||
niet-normaal verdeeld: t-toets op correlatiecoëfficiënt met bootstrap* | ||||||
1 | dichotomie | gemiddelde | nj > 30 of populatie normaal verdeeld | t-toets voor het verschil tussen 2 gemiddelden
Fijnproevers: als N ≥100 of σ bekend en populatie normaal, z-toets voor het verschil tussen 2 gemiddelden |
||
nj ≤ 30 | t-toets voor het verschil tussen twee gemiddelden met bootstrap of permutatietoets* | |||||
variantie | nj > 100 of populaties normaal verdeeld | F-toets op gelijke varianties (alleen handmatig) | ||||
n.v.t. | Levene's F-toets op gelijke varianties (alleen met SPSS) | |||||
categorisch | gemiddelde | groepen even groot of gelijke varianties in de populatie | eenwegs-variantieanalyse (ANOVA) | |||
interval | correlatie | n.v.t. | t-toets op correlatiecoëfficiënt | |||
niet-normaal verdeeld: t-toets op correlatiecoëfficiënt met bootstrap* | ||||||
b | n.v.t. | t-toets op regressiecoëfficiënt | ||||
2 of meer | categorisch | gemiddelde | groepen even groot of gelijke varianties in de populatie | meerwegs-variantieanalyse | ||
(ook) interval | b, R2 | n.v.t. | meervoudige regressieanalyse | |||
ordinaal | niet gegroepeerd | 0 (herhaalde meting) | n.v.t. | rangcorrelatie | N ≥ 5 | toets op rangcorrelatie van Spearman (t-benadering als N > 30) |
1 | ordinaal | rangcorrelatie | N ≥ 5 | toets op rangcorrelatie van Spearman (t-benadering als N > 30) | ||
nominaal | dichotomie | 0 (toets op 1 variabele) | n.v.t. | proportie | N ∙ π0 > 5 en N ∙ (1 - π0) > 5 | z-toets op een proportie. NB SPSS voert automatisch een exacte (binomiaal)toets uit wanneer niet aan de voorwaarde is voldaan |
1 | dichotomie | frequenties | n.v.t. | Fisher-exact toets | ||
categorisch | 0 (toets op 1 variabele) | n.v.t. | frequenties | max. 20% cellen met fe < 5 en geen fe < 1 | chikwadraattoets voor frequenties van één nominale variabele | |
1 of meer | categorisch | frequenties | max. 20% cellen met fe < 5 en geen fe < 1 | chikwadraattoets voor kruistabellen (het verband tussen twee nominale variabelen) |