Toetsen op een of meer gemiddelden uitvoeren

In SPSS gebruiken we altijd een t-toets wanneer we een uitspraak over een of twee gemiddelden in de populatie (μ) willen toetsen. In het vak Inferentiële Statistiek zullen we daarom ook altijd met een t-toets werken. Zolang iedere steekproef meer dan 30 waarnemingen heeft of het is bekend dat de populatie normaal verdeeld is, mag de t-toets toegepast worden.
Bij een steekproef met maximaal 30 waarnemingen en een duidelijk niet normaal verdeelde populatie, moeten er eigenlijk alternatieve toetsen uitgevoerd worden, maar die worden alleen in het excellentie/honoursprogramma behandeld. Reguliere studenten voeren dan toch een t-toets uit, maar zij vermelden wel in de interpretatie dat aan de voorwaarden voor een t-toets waarschijnlijk niet voldaan is.

Bij een toets op één gemiddelde of op twee gemiddelden (onafhankelijke steekproeven) is het soms correcter om een z-toets uit te voeren. Voor de fijnproevers daarom onderstaand keuzeschema.
De keuze tussen een z-toets en een t-toets hangt af van:

Een keuzeschema:
Spreiding van de variabele in de populatie (σ) Verdeling variabele in de populatie Omvang steekproef (N) Toets
bekend normaal n.v.t. z-toets
n.v.t. n.v.t. ≥ 100 z-toets
onbekend normaal < 100 t-toets
onbekend niet normaal 30 < N < 100 t-toets
onbekend niet normaal N ≤ 30 een non-parametrische toets, permutatietoets of bootstrapping (alleen excellentie/honoursprogramma)

Er zijn toetsen voor een en voor twee gemiddelden:

Voordat je een uni- of bivariate onderzoeksvraag kunt beantwoorden, moet je alle relevante voorgaande uni- en bivariate stappen hebben gezet. Dat zijn bij de toetsen op een of meer gemiddelden: